Chronisch ZorgNet

Looptherapie effectief bij patiënten met etalagebenen, ongeacht locatie van vernauwing

07 augustus 2020

Gesuperviseerde looptherapie (GLT) is de eerste keus behandeling voor patiënten met etalagebenen. Maakt de locatie van de vernauwing uit voor de effectiviteit van een traject GLT? Dat is een vraag die veel mensen stellen.

Marijn van den Houten en Sandra Jansen, twee van onze promovendi, hebben samen met hun onderzoeksgroep de ELECT-studie (Effect of Disease Level on Outcomes of Supervised Exercise in Intermittent Claudication) uitgevoerd. In dit onderzoek werd de invloed van de locatie en uitgebreidheid van het onderliggende vaatlijden op de uitkomsten van GLT bij patiënten met etalagebenen onderzocht. Aan het onderzoek deden 297 patiënten mee, afkomstig uit 10 ziekenhuizen in Nederland. Alle patiënten werden behandeld door ClaudicatioNet therapeuten. De patiënten werden verdeeld over drie groepen op basis van de locatie van de vernauwing (bekkenslagader, bovenbeenslagader, of stenoses op meerdere niveaus).

De uitkomst van 6 maanden follow-up laat zien dat de gunstige functionele resultaten van GLT worden behaald, ongeacht de plek waar de vernauwing in de slagaders zit. Zowel de loopafstand als de kwaliteit van leven verbeterde na 3 en 6 maanden significant en in gelijke mate voor de verschillende groepen. Kortom, GLT is effectief, ongeacht de locatie van de vernauwing.

Dank aan alle 10 ziekenhuizen, 255 ClaudicatioNet therapeuten en 297 patiënten die aan het onderzoek hebben meegewerkt. Met name dankzij hun inzet kon het onderzoek goed worden afgerond.

De resultaten zijn gepubliceerd in het tijdschrift Annals of Surgery, een van de meest toonaangevende tijdschriften binnen de chirurgie. Onderstaand de Nederlandse samenvatting van het wetenschappelijke artikel. Het hele artikel is te vinden op de site van de Annals of Surgery. Het protocol werd al eerder ‘open access’ gepubliceerd en is dus ook gratis in te zien.

 

Het effect van de locatie van stenose op de uitkomsten van gesuperviseerde looptherapie voor claudicatio intermittens: een prospectieve cohort studie. 

Marijn M.L. van den Houten, MD1,2; Sandra Jansen, MD1,2; Lijckle van der Laan, MD, PhD3; Patrick W.H.E. Vriens, MD, PhD4; Edith M. Willigendael, MD, PhD5; Mark J.W. Koelemay, MD, PhD6; Marc R.M. Scheltinga7, MD, PhD; Joep A.W. Teijink, MD, PhD1, 2, the ELECT Study Group.  

Introductie: Patiënten met claudicatio intermittens worden in de praktijk veelal laagdrempelig invasief behandeld in het geval van een ‘gunstige’ stenose, ondanks een voorkeur voor primair conservatief beleid in alle richtlijnen. Deze studie vergeleek de effectiviteit van gesuperviseerde looptherapie bij patiënten met verschillende locaties van stenose (aortoiliacaal, femoropopliteaal, of multilevel). 

Methode: Patiënten met claudicatio intermittens en een diagnose van perifeer arterieel vaatlijden werden geïncludeerd vanuit tien Nederlandse vaatchirurgische centra tussen oktober 2017 en oktober 2018. Deelnemers werden volgens de richtlijn behandeld. Dat wil zeggen: eerst gesuperviseerde looptraining, pas bij onvoldoende effect endovasculaire of open revascularisatie. Verandering ten opzichte van baseline en 3 en 6 maanden in loopvermogen (maximale en functionele loopafstand op de loopband, 6 minuten wandeltest) en Vascular Quality of Life Questionnaire-6 (Vascuqol-6) werd vergeleken tussen de verschillende groepen na multivariate aanpassing voor mogelijke confounders. Vrij blijven van revascularisatie werd vergeleken middels Kaplan-Meier curves. 

Resultaten: 267 Patiënten werden geïncludeerd: 70 (26.2%) met aortoiliacale stenoses, 115 (43%) femoropopliteaal, 69 (25.8%) multilevel en 13 (4.9%) zonder significante stenose in beide trajecten. De aangepaste gemiddelde verbetering in maximale loopafstand na 6 maanden was 445m (99% betrouwbaarheids interval, BI 297-581), 461m (99% BI 359-574), 376m (99% BI 210-496) en 405m (99% BI 58-749), respectievelijk (overall vergelijking p=0.40, aortoiliacaal versus femoropopliteaal p=0.63). Er werden geen verschillen gevonden in functionele loopafstand, 6 minuten wandeltest en Vascuqol-6 scores na 3 en 6 maanden. Van de patiënten met aortoiliacale stenoses bleef 73.9% (51/69) vrij van revascularisatie, 88.6% (101/114) in de femoropopliteale groep (p=0.0104).  

Conclusie: De effectiviteit van gesuperviseerde looptherapie voor patiënten met claudicatio intermittens wat betreft het verbeteren van loopvermogen en kwaliteit van leven is onafhankelijk van de locatie van de stenose. Desondanks worden patiënten met een aortoiliacale stenose laagdrempeliger invasief behandeld. Ook voor deze patiënten geldt gesuperviseerde looptherapie als eerste behandeling van voorkeur.

Terug naar overzicht